Zinsdeel = groep woorden die bij elkaar horen (één of meerdere woorden)
1.persoonsvorm (pv)
vraagzin maken OF zin in andere tijd zetten
2.onderwerp (ow)
wie of wat + pv
3.gezegde (gez)
pv + alle werkwoorden uit de zin
4.lijdend voorwerp (lv)
wat of wie + gezegde + onderwerp
5.meewerkend voorwerp (mv)
AAN wie of wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
OF
VOOR wie of wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
6. bijwoordelijke bepaling (bwb)
alle overige zinsdelen na stap 1 t/m 5
-------------------------------------------------------------------
Voorbeeld 1:
In New York | maken | ze | op sommige flats |
Bwb pv ow bwb
helikopterplatforms.
lv
Voorbeeld 2:
Daar | kan | een helikopter | in geval van nood | landen.
Bwb pv ow bwb gez
Bron: http://intranet.clusius.nl/Heerhugowaard/Website%20HHW/DNO%20opdrachten/Klas%202/Leerdomeinen/Nederlands/Ontleden%20schema.pdf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten