Schema Woordbenoemen
Zelfstandig naamwoorden (zelfst.nw); dieren, dingen, planten of mensen. Je kunt er een
lidwoord voor zetten, bijv. de kast, de juf, het meisje
Lidwoorden (lidw); de, het een
Voorzetsels (voorz.); (kooiwoordjes) aan, achter, voor, naast, links, rechts, tegen, in etc…
Voegwoorden (voegw.); (plakwoorden) voegen 2 zinnen aan elkaar, bijv. omdat, en, want
Bijvoeglijk naamwoorden (bijv.nw); zegt iets over het zelfst.nw, bijv. de rode auto
Werkwoorden (w.w); dit kun je doen, je kunt het in een werkwoordschema zetten, bijv. doen, eet
Persoonlijke voornaamwoorden (pers.vnw); dieren, dingen, planten of mensen zonder ze hun
eigen naam te noemen, bijv. ik, jij, hij, zij, hun, zij)
Bezittelijke voornaamwoorden (bez.vnw); geeft aan van wie het bezit is, bijv. haar, zijn, mijn
Aanwijzende voornaamwoorden (aanw.vnw) ; die wijzen dieren, dingen, planten of mensen aan,
bijv die, deze, dat
Bijwoorden (bijw.); zegt iets over het werkwoord, een bijvoeglijk n.w of de hele zin
Telwoorden (telw.); aantal of volgorde, bijv. 1-2-3-764
Eigen naam (eig.n); namen van personen of planten of dingen, bijv. Piet, Klaas, Hema, H&M
Vragende voornaamwoorden (vr.vnw); vraagwoorden aan het begin van een zin, bijv. waarom,
hoe laat, wanneer, waarom
Bron: http://www.stichtingsintbavo.nl/upload/file/Bernardus/woordbenoemen%20overzicht(1).pdf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten