zaterdag 23 maart 2013

Woordbenoemen


                                          Schema Woordbenoemen





Zelfstandig naamwoorden (zelfst.nw); dieren, dingen, planten of mensen. Je kunt er een
lidwoord voor zetten, bijv. de kast, de juf, het meisje


Lidwoorden (lidw); de, het een

Voorzetsels (voorz.); (kooiwoordjes) aan, achter, voor, naast, links, rechts, tegen, in etc…

Voegwoorden (voegw.); (plakwoorden) voegen 2 zinnen aan elkaar, bijv. omdat, en, want

Bijvoeglijk naamwoorden (bijv.nw); zegt iets over het zelfst.nw, bijv. de rode auto

Werkwoorden (w.w); dit kun je doen, je kunt het in een werkwoordschema zetten, bijv. doen, eet




Persoonlijke voornaamwoorden (pers.vnw); dieren, dingen, planten of mensen zonder ze hun
eigen naam te noemen, bijv. ik, jij, hij, zij, hun, zij)


Bezittelijke voornaamwoorden (bez.vnw); geeft aan van wie het bezit is, bijv. haar, zijn, mijn


Aanwijzende voornaamwoorden (aanw.vnw) ; die wijzen dieren, dingen, planten of mensen aan,
bijv die, deze, dat


Bijwoorden (bijw.); zegt iets over het werkwoord, een bijvoeglijk n.w of de hele zin

Telwoorden (telw.); aantal of volgorde, bijv. 1-2-3-764

Eigen naam (eig.n); namen van personen of planten of dingen, bijv. Piet, Klaas, Hema, H&M


Vragende voornaamwoorden (vr.vnw); vraagwoorden aan het begin van een zin, bijv. waarom,
hoe laat, wanneer, waarom


Bron: http://www.stichtingsintbavo.nl/upload/file/Bernardus/woordbenoemen%20overzicht(1).pdf

Geen opmerkingen:

Een reactie posten